Interview 0015 Ben Bos

www.wimcrouwelinstituut.nl/nago/archief.php?id=13

Waarom heb je voor dit vak gekozen?
‘Ik heb voor het vak gekozen omdat ik ermee geconfronteerd werd toen ik als copywriter bij Ahrend werkte. Het was mijn opdracht om de stapels postordercatalogi van Ahrend drastisch te reduceren. Ik liet alle producten langskomen en omschreef ze zo effectief mogelijk, in zo min mogelijk woorden. Ik zat de hele dag te tikken en gaf mijn schrijfsels dan aan de collega die ze moest vormgeven. Toen ik zag wat hij deed, leek me dat veel leuker om te doen. Ik besloot om in de avonduren de opleiding “lay-out” te doen bij de Amsterdamse Grafische School. Ik slaagde na een jaar met lof en ging meteen verder naar wat nu de Rietveld Academie is. Vijf jaar lang ging ik elke avond naar school. Ik had daarnaast een fulltime baan en een gezin en kreeg hier en daar ook al wat kleine opdrachten, onder meer van docent Wim Crouwel die wel eens zei dat hij me niks meer kon leren.
Bij Ahrend had ik me van copywriter ontwikkeld tot conceptbedenker. Onze publiciteit was bijzonder innovatief
en het leverde ons niet alleen commercieel profijt maar ook veel reclameprijzen op.
Op een dag werd ik gebeld door architect Edo Spier die me zei dat ik als art-director aan de slag kon bij het toen leidende reclamebureau Smits en dat ik daar het dubbele kon verdienen van bij Ahrend. Met dat bericht ben ik naar mijn chef gestapt en een uurtje later was ik art-director bij Ahrend en verdiende er wat Smits geboden had. Gemengde gevoelens … niemand bij Ahrend begreep wat de functie van art-director betekende. Ik legde uit dat ‘art’ gewoon kunst was, en dat director voor zichzelf sprak. Meteen was ik welkom geworden aan de lunchtafel met ‘het gezag’ en zat ik op de eerste rij bij Ahrend-evenementen. Na een tijdje vond mijn baas dat Ahrend Publiciteit een winstgevend bedrijfje kon worden en besloot daarvoor een andere art-director aan te trekken. Dat pikte ik natuurlijk niet en er ontstond een flink conflict.
In die tijd werd Total Design opgericht. Friso Kramer werkte ook bij Ahrend en die kende mijn mogelijkheden al. Wim Crouwel was mijn academiedocent en tevens parttime opdrachtgever. De derde beoogde ‘senior designer‘ was Benno Wissing en wij maakten kennis tijdens het oprichtingsoverleg. Met hem kon ik het erg goed vinden en ik heb enorm veel van hem geleerd. Ik werd de eerste medewerker van Total Design, werd aanvankelijk hoofd van alle assistenten, maar toen dat niet lekker werkte kreeg ik, naast de oprichters, mijn eigen team.
Al snel kreeg ik tal van de corporate identities op mijn bordje. Dat bleef lange tijd mijn uitgesproken specialisme. Ik denk dat ik ongeveer 120 logo’s en bedrijfsstijlen heb ontworpen.’

Hoe ging je te werk?
‘Ik heb een idiote gave – du moment dat ik geconfronteerd wordt met een project weet ik vrijwel meteen wat ik zal maken.
Ik analiseer de essentie, weet welk beeld daarbij hoort en schets eigenlijk nauwelijks. De logo’s ontstonden als vanzelf. Het merendeel is beeldend, de rest typografisch. Ik presenteer altijd maar één ontwerp aan de opdrachtgever. Dat was overigens ook een criterium dat we bij Total Design hanteerden: ontwerpen is het stapsgewijs doorlopen van een keuzeproces en de klant hoeft daar niet aan deel te nemen.
Ik heb uiteindelijk maar één keer in mijn carrière ervaren dat een ontwerp werd afgewezen. En hoe! Toen Randstad 50 jaar bestond wilden ze een variant van het logo dat ik in 1967 voor ze ontworpen had. Er was een nieuwe marketingmanager en die wees mijn voorstellen tot vijf keer toe af. Uiteindelijk zei de (lagere) publiciteitschef dat hij ’s avonds wel met zijn dochter aan de keukentafel zou gaan zitten om iets te bedenken. Dat heeft hij ook echt gedaan en dat beeld is toen gebruikt. Het was niet al te best, zal ik maar zeggen.’

‘De overgang naar het computertijdperk is vreemd verlopen. Bij Total Design werd een enorme ontwerpcomputer in gebruik genomen, lang voordat de Apple op de markt kwam. Ik zag het niet zitten om een cursus voor operator te volgen en ik heb mijn ontwerpen dan ook altijd op de vertrouwde ‘handmatige’ manier gemaakt. Onze operators zetten mijn werk dan om in computerbestanden. De enige eis die ik daarbij stelde, was dat mijn handschrift herkenbaar moest blijven. Dat is eigenlijk altijd goed gegaan. Ik liet anderen voorgaan in het investeren in apparatuur, software en vaardigheid.
Na mijn tijd bij Total Design ontmoette ik iemand die sindsdien mijn ontwerpen uitwerkt. Ik kan fantastisch met hem werken en hij weet precies wat ik wil. Ik dicteer mijn ideeën, zo nodig per telefoon. Als team zijn we razendsnel en hoogst effectief. Maar ik werk nu ook graag en veel met mijn vrouw Elly – zij is heel vaardig “op de toetsen”.’

Wat typeert je werk?
‘Tijdloosheid. Ik heb me altijd verre gehouden van welke trend dan ook. Verder is mijn werk “zonder ruis”. Ik vind de mogelijkheden tot gelaagdheid die de computer biedt te vaak leiden tot “artistieke” toevoegingen, die een heldere overdracht van de boodschap in de weg kunnen staan. Het gevaar is dat de ontwerper dan toch een beetje de kunstenaar uithangt. Het doet meer dan nodig (en gewenst) is. Ik streef naar directheid in een heldere beeldtaal. Ik ben het functionalisme en modernisme altijd trouw gebleven. Overigens met inbegrip van emotie en passie, als dat kan bijdragen. Als je die benadering goed weet te verwoorden straalt dat ook autoriteit uit. Ook tegenover de machtigste Captains of Industry, zoals de CEO’s vroeger genoemd werden. Het ging er mij bij klantcontacten altijd om dat het duidelijk was dat wij helemaal geen kunstenaars zijn, maar dienstbare leveranciers van toegevoegde waarde. Tenslotte spelen wij een spel met de centen van de opdrachtgever.’

Wat voor opdrachten deed je graag?
‘Ik ontdekte al heel snel dat corporate identities mij goed lagen. Binnen Total Design was Wim Crouwel daar minder in geïnteresseerd. Iedereen had zijn eigen specialismen en dit was het van mij. Ook Benno Wissing hield zich met huisstijlen bezig, maar hij verliet ons bureau in 1972. In die tijd kwamen er andere ontwerpers bij, onder wie Jurriaan Schrofer, Anthon Beeke en Paul Mijksenaar. Elk met een volstrekt eigen inbreng.
Corporate Identity was dus mijn sterkste kant en dat leidde dikwijls tot zeer duurzame werkrelaties. Ik was een (soms parttime) “Ahrend mens” van 1954 tot 2006. Hulp voor Onbehuisden hielp ik van 1956 tot 1991, bijna altijd zonder een rekening te sturen. Furness van 1968 tot 1996. Randstad deed ik van 1967 tot 1996.
Toen ik wegging bij Total Design bleef Randstad aanvankelijk bij hen. Ze verwachtten dat mijn team het wel van mij over zou kunnen nemen. Maar mijn voornaamste medewerkers hadden het bureau ook op dezelfde dag verlaten. Na twee jaar belde het hoogste gezag van Randstad mij op en bekende dat hij een misrekening was gemaakt. Ze gingen in de Verenigde Staten aan de slag en hij vroeg me om het bedrijf daar vorm te geven. Ik heb toen weer vijf jaar voor ze gewerkt. Als reizend consulent.’

Wat had je heel graag nog eens willen maken?
‘Wat ik het liefste zou doen is een luchtvaartmaatschappij aankleden. Ik heb een verleden met de luchtvaart. Als kind verzamelde ik van alles wat met luchtvaart te maken had en las er veel over. Ik heb bij de luchtmacht gezeten en ook een tijdje bij KLM gewerkt. Het was me met de paplepel ingegoten. Mijn vader moest na de Eerste Wereldoorlog de boekbinderij van zijn overleden vader overnemen en ging naar de Leipziger Messe om machines te kopen. Eenmaal daar besloot hij passagier te worden op een lijnvlucht naar Berlijn. Hij was daarmee een van de eerste Europeanen die als (enige) passagier meevloog in een voormalig militair tweedekkertje.
Ik heb een keer de kans gehad een ontwerp te maken voor een kleine chartermaatschappij van een buurman, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan.
Bij de lancering van de supersine Concorde was Air France ook bij Total Design gekomen om een gooi naar de opdracht te doen. We maakten een sterke presentatie, maar werden niet gekozen ‘omdat we geen coloriste in dienst hadden’. Alsof die nodig zou zijn voor de specificatie van de Franse driekleur… Het feest ging niet door. Vals spel.
Maar mijn diepste wens nu is een monumentaal boek te realiseren over mijn fabelachtige collega Benno Wissing – waarmee ik helemaal terug-bij-af ben: als schrijver/ontwerper.’
6

Categorie: Interviews

afbeelding%201_jpeg afbeelding_jpeg dsc_0090_jpeg furness_jpeg rode%20kruis%20poster_001%201_jpeg