Interview 0004 Harry Kasemir
Waarom heb je voor dit vak gekozen?
‘Ik vond tekenen altijd al leuk en was er ook wel goed in. Ik werd al vroeg beïnvloed door kunst. Mijn vader was lijstenmaker in Groningen en alle Groningse kunstenaars kwamen bij hem langs om hun werk te laten inlijsten. Het was de tijd van de BKR, een regeling waarbij kunstenaars in ruil voor werk een inkomen kregen. Er kwam van alles voorbij; soms ook werk dat de nacht voor het moest worden ingeleverd in een dronken bui door de kunstenaar was gemaakt. Als kind verbaas je je over wat je ziet. Maar het werd me ook al snel duidelijk dat het niet altijd het beste werk was. Het zien van al die kunst inspireerde me. Mijn vader lijstte ook het werk van Jan van der Zee en Pit van Loo in [beide leden van Kunstkring De Ploeg], vooral het werk van Pit van Loo maakte grote indruk.
Ik werd op het Ubbo Emmius uitgeloot voor de opleiding om tekenleraar te worden. Daar ben ik achteraf wel blij om. Dan wordt je opgeleid tot leraar en moet je kinderen, die daar meestal helemaal niet op zitten te wachten, leren tekenen. Ik hoorde toen dat je op Academie Minerva grafische vormgeving kon doen en ben dat in de avonduren gaan studeren. Overdag werkte ik bij Fred van der Werff op de reclameafdeling en maakte advertenties. Dat was een ontzettend goede leerschool. Twee maanden nadat ik ben afgestudeerd solliciteerde ik bij het Dagblad van het Noorden en werd daar aangenomen. Ik heb er altijd een eigen bureau naast gehad.’
Hoe ga je te werk?
‘Ik maak infographics voor het Dagblad. Als enige krant in Nederland plaatst de krant elke dag een paginagrote infographic; het is fantastisch om daaraan te werken. Als je voor de krant werkt, heb je niet één opdrachtgever, maar zijn alle lezers je opdrachtgever. Het publiek is heel divers als het gaat om afkomst, opleiding, interesses en leeftijd; de enige echte binding is een regionale. En je moet iets maken dat iedereen kan begrijpen. Hiervoor hanteren we een beetje het niveau van het Klokhuis omdat uit onderzoek blijkt dat veel volwassenen ook graag naar Klokhuis kijken. Natuurlijk lukt dat niet altijd, sommige onderwerpen zijn nou eenmaal niet voor iedereen.
Op de redactie wordt samen bepaald wat voor thema’s aan de orde gaan komen. Er wordt daarbij een doorlopende agenda gehanteerd en daarnaast kan ook worden ingespeeld op actualiteiten. Je gebruikt bij het maken van de paginagrote infographic in feite dezelfde principes als bij de opmaak van een krant: je laat door middel van het grootste beeld zien wat het onderwerp is en je weet dat mensen daarna naar de kop en de intro gaan. Je probeert de kop natuurlijk aantrekkelijk te maken, vaak met een mooie allitererende titel en schrijft daarna een introductietekst. Vervolgens ga je door middel van kleine foto’s en tekeningen en korte teksten informatie geven over het onderwerp.
Toen we hiermee begonnen, streefden we ernaar zoveel mogelijk met originele tekeningen te werken. Dat hebben we helaas wat moeten loslaten en nu gebruiken we toch vooral foto’s. Dat heeft met tijdgebrek te maken. Het maken van zo’n pagina kan, met alle research erbij, soms wel een week duren. Al kan het ook in een dag als het moet. Als je alle tekeningen er zelf bij moet maken heb je meestal gewoon niet genoeg tijd. Soms werken we met bestaand materiaal dat vaak afkomstig is van Graphic News, een bureau uit Londen. Een tekening is mooier, daar kun je meer mee. Je kunt een tekening manipuleren, precies laten zien wat je uit wilt leggen.
Wat leuk is aan het maken van een infographic is dat heel veel waarde en betekenis heeft zonder dat je je daar bewust van bent. Mensen hebben in de loop van hun leven veel voorkennis opgedaan en elke cultuur heeft zijn eigen waarden en normen. Die informatie neem je onbewust mee als je ergens naar kijkt. Blauw en rood staan voor koud en warm, zwart en wit associëren mensen met een tegenstelling. In onze cultuur lezen we van links naar rechts, maar dat is niet overal ter wereld zo. Dat betekent dat een infographic in de Arabische wereld ook van rechts naar links wordt gelezen, waarmee je dus rekening moet houden als je hem maakt. Je moet dus voortdurend nadenken over de waarden die de lezer aan een tekening, een kleur, een beeld toekennen.’
Wat typeert jouw werk?
‘Details. Ik geloof wel dat dat typisch is voor mijn werk, zowel in mijn grafische vormgeving als in mijn infographics. Ik kan er soms wel een kwartier mee bezig zijn of een blokje nou een millimeter hoger of lager moet staan. Ik denk wel dat dat bij het vak van vormgever hoort, maar toch ben ik er soms ook verbaasd over dat ontwerpers lang niet altijd zo precies zijn.
Ik denk wel dat je mijn stijl Zwitsers of modernistisch zou kunnen noemen. Het wordt ook wel flat design genoemd, dus zonder poespas en gefrutsel, maar strak, open en licht.’
Wat voor opdrachten doe je graag?
‘Ik maak heel graag infographics, vooral die hele pagina voor de krant is een feest om aan te werken. Je kunt er alle vormen van de infographic in kwijt, je kunt klein en heel groot werken, creatief zijn en informeren.
In mijn vormgeving werk ik graag aan huisstijlen en logo’s. Ik vind logo’s waar een “vondst” in zit erg leuk, zoals de fles die in de G van Gall & Gall zit of het pijltje in het FedEx-logo. Vooral zo’n bijzonderheid in de restvorm vind ik fantastisch en als het even kan, probeer ik zoiets in mijn ontwerp te brengen. Het leuke van grafische vormgeving is dat het toegepast is. Je maakt het niet voor jezelf en het moet dan ook heel gericht zijn. In beeldende kunst hoeft niet meteen duidelijk te zijn wat je bedoelt en mag er wat te raden overblijven voor de kijker. Bij grafische vormgeving moet je heel gericht werken en moet je boodschap meteen duidelijk zijn. Dat maakt het een heel mooi vak.’
Wat zou je heel graag nog eens willen maken?
‘De meeste mensen zeggen een postzegel, maar dat vind ik niet meer zo spannend. Vroeger was het echt iets bijzonders, maar tegenwoordig ontwerp je dan toch vooral voor de verzamelaar.
Ik zou heel graag eens de huisstijl voor een festival ontwerpen. Beginnen met een logo en die huisstijl dan overal in door moeten voeren, zowel in het printwerk als in de digitale middelen. Dat zou ik ook wel voor een televisieprogramma willen doen. Je ziet bijvoorbeeld bij De Wereld Draait Door dat alles in dezelfde stijl is vormgegeven, van de leaders tot het interieur – overal zie je diezelfde kleur rood, de herkenbare letters. Dat lijkt me geweldig.
Ik vind het juist interessant om ook de digitale uitingen te kunnen ontwerpen, omdat je dan ook beweging en geluid kunt meenemen en je dus veel meer mogelijkheden hebt om contact te maken met het publiek. Print is vooral visueel en daarmee heel sterk, maar als je ook de andere zintuigen kunt prikkelen, wordt het nog sterker.’