Interview 0016 Max Kisman

www.kismanstudio.nl

Waarom heb je voor dit vak gekozen?
‘Ik heb niet voor dit vak gekozen, het vak heeft mij gekozen. Ik ben opgegroeid met tekeningen om me heen. Mijn vader werkte als tekenaar/illustrator en ik ben ermee opgegroeid. Overigens stimuleerde mijn vader dat verder niet. Hij zag ons liever medicijnen studeren. Ik wilde een tijd wiskunde gaan studeren, maar had geen zin in een theoretische studie. Ik wilde dingen maken, wilde denken met mijn handen. Eigenlijk wilde ik beeldend kunstenaar worden, maar ben uiteindelijk in het ontwerpen beland. Ik ging in 1971 naar de AKI in Enschede. Er gebeurde daar veel en het was een tijd van grote verandering. Het was absoluut interessant, maar ik was er nog niet helemaal klaar voor. Ik vertrok vanwege mijn toenmalige vriendin naar Amsterdam en deed toelatingsexamen voor de Rietveld en werd aangenomen. Alles was er anders. In Amsterdam wonen was anders. Het onderwijssysteem was er anders. Het was gedegen en baanbrekend tegelijk. Ik moest het basisjaar opnieuw doen en leerde er heel veel basistechnieken en vaardigheden. Ik sloot mijn eerste jaar heel goed af en mocht een jaar overslaan als ik wist welke richting ik wilde kiezen. Ik hield van grafiek en moest kiezen tussen de vrije en toegepaste grafiek. Ik koos uiteindelijk voor toegepast. Het was een goede opleiding. Gerard Unger was een van mijn docenten; hij was toen zesentwintig jaar. Ik heb veel geleerd van de docenten die ik heb gehad. Abe Kuipers was een van mijn docenten in Enschede; hij liet me zien hoe je toegepaste en vrije kunst met elkaar kon combineren en daar ook typografie in kon gebruiken. Jan van Toorn was belangrijk omdat hij me leerde hoe je analytisch met werk omgaat. Charles Jongejans heeft me ervan doordrongen dat wanneer je voor dit vak kiest, je onderdeel wordt van de geschiedenis ervan. Als je voor dit vak kiest, moet je je openstellen voor het verleden en voor de toekomst. Dat heeft vooral te maken met de bijdrage die je levert aan alles binnen het vakgebied. Jij leunt op de schouders van mensen die je zijn voorgegaan en andere mensen leunen weer op jouw schouders. Er zijn voortdurend mensen in je omgeving waarmee een wisselwerking ontstaat. Je kunt met mensen zijn die je tegenpolen zijn en die desondanks je collega’s of zelfs vrienden zijn. Zo vindt je je eigen weg in die wereld.
Als je je school dan hebt afgerond, begin je voor jezelf. We gingen langs klanten om ons werk te verkopen. Dat was in die tijd heel gebruikelijk. Wij waren ook de generatie die werkte zoals ze het zelf wilde en die maakte wat ze wilde maken. Het was in die tijd gewoon om de straat op te gaan en je stem te laten horen en te laten zien wie je was. Maar je moest uiteraard wel talent hebben en goed zijn. Het sloeg wel aan, al wist ik in die tijd eigenlijk nog helemaal niet wat ik deed. Ik maakte ook van alles. Er was geen strakke programmering. Mijn stijl was niet een bepaald soort werk, maar onze stijl zat vooral in de benadering en mentaliteit.’

Hoe ga je te werk?
‘In het werkproces is het nemen van beslissingen belangrijk. Je zoekt naar een specifieke vorm waarmee je een gevoel kunt overbrengen dat laat zien dat er een andere manier van kijken bestaat. Met een ander perspectief het bestaande verschuiven.
Ik ben de laatste tien jaar steeds meer gaan tekenen. Daar was vraag naar en ik had er behoefte aan. Dat heeft ook te maken met de veranderingen van de laatste jaren. Er is een enorme fragmentatie in het aanbod van werk gekomen en ook de economische waardering voor het werk is enorm veranderd. Je kunt alleen tot het beste komen als beide partijen gelijkwaardig zijn. Er zijn nu bedrijven die in nieuwe technologieën en productie processen investeren, maar dat ten koste laten gaan van de inhoudelijke mogelijkheden en kwaliteit. Daar is geen gelijkwaardigheid tussen opdrachtgever en ontwerper, waardoor de prijs-kwaliteitverhouding enorm is veranderd.
Ik pleit heel erg voor een goede samenwerking. Dat levert overigens juist ook beperkingen op. Kijk naar de posters die ik jarenlang voor Paradiso maakte. Het leek alsof ik daar de volledige vrijheid in had, maar er waren natuurlijk allerlei restricties. Neem alleen al de tijd. Je moest soms in twee dagen tijd zeven posters maken. Wanneer je in opdracht werkt, moet je altijd op zoek gaan naar het minimale dat je nodig hebt om iets tot stand te brengen. Als er minder geld is voor opdrachten, ga je er ook minder tijd aan besteden. Binnen de begrenzing ga je dan kijken wat mogelijk is. Dat is ook altijd weer de uitdaging: hoe je beide belangen kunt verenigen binnen de restricties die gelden. Dat is iets dat je niet leert tijdens je opleiding, dat leer je alleen maar door je eigen ervaring.’

Wat typeert je werk?
‘Ik typeer mijn werk als rock ‘n’ roll. Elke afbeelding is een liedje en niet eens een heel complex liedje. Het is een spel van grafische vormen, compositie en betekenis. Dat kan in elke vorm, van drukwerk tot animaties en installaties. Ik word gevraagd om vanuit een autonome positie voor een bepaalde klant een identiteit vorm te geven en dat met alle middelen die ik tot mijn beschikking hebt. Je huurt daarvoor geen mensen in. Je bent geen art director die een team samenstelt. Je haalt het uit jezelf.
Toen ik jong was, maakten we lelijke dingen om grenzen te verschuiven. Je verdreef de oude smaak om een nieuwe smaak te creëren. Het waren de jaren zeventig, we waren anti-establishment. Ondanks dat ik ondertussen tot het establishment ben gaan horen, zoek ik nog steeds naar spanning. Ik ben de afgelopen jaren voor AGI naar congressen geweest in Sao Paolo en Seoul. In Seoul was alles heel keurig en overzichtelijk. Je voelde je er heel veilig en op je gemak. In Sao Paolo was het totaal anders. Er heerste een gespannen sfeer, er waren plekken waar je beter niet kon komen en er gebeurden dingen die je niet wilde weten. Je was er voortdurend op je hoede. En dat is waar ik van hou. Ik wil op mijn hoede zijn, spanning voelen. Ik houd ervan om tegendraads te zijn.
De inspiratie voor mijn beeldtaal komt uit pictografische vormen. Hoe geef je beelden betekenis? Ik heb me de laatste jaren verdiept in de cultuur van Indonesië, wajang en mijn eigen herkomst. Sinds het overlijden van mijn vader in 2001 ben ik op zoek gegaan naar mijn achtergrond. Vroeger hingen thuis doeken aan de muur met wajangfiguren erop. Ik wist niet wat ze voorstelden en kreeg er ook geen uitleg over. Ik vond ze vooral heel eng. Pas toen ik naar Indonesië ging, besefte ik dat mijn hele leven daardoor beïnvloed was. Mijn opleiding was natuurlijk helemaal gericht op de westerse traditie. Ik werd geïnspireerd door experimentele typografie van Werkman en De Stijl, en door mensen als Jan Bons, Dick Bruna, Saul Bass, Matisse en Fiep Westendorp. Maar er bleek nog een hele andere onderstroom te zijn die heel sterk was. Ik heb ondertussen drie wanddoeken gemaakt voor de expositie Indisch DNA in het CODA in Apeldoorn en een vijftal banieren voor een expositie in GRID Grafisch Museum Groningen waarin ik mijn eigen vormgeving samengaat met de wajangtraditie. Dit onderzoek naar mijn roots heeft geleid tot een verhaal dat ik zou willen verwerken in een animatie, een installatie of een graphic novel. Maar de zoektocht is nog niet voorbij. Waar het uiteindelijk toe zal leiden, weet ik niet, misschien wel tot niets, maar ik ben nog lang niet klaar.
Door het internet is de wereld veranderd. De enige manier om bij te blijven is steeds een stap verder te gaan. Het gaat niet zozeer om de ontwikkelingen, maar om wat er met die ontwikkelingen gedaan wordt. Als je je afhankelijk maakt van technische ontwikkelingen, dan kom je op een punt dat je moet afhaken. Je moet voortdurend besluiten waarin je gaat investeren. Ik ben mijn eigen toekomst, dus ik kan maar beter investeren in mezelf.’

Wat voor opdrachten doe je graag?
‘Ik word eigenlijk overal blij van. Ik vind elk opdracht, hoe klein of groot ook, van groot belang en ik vind het een uitdaging om daar een vorm voor te vinden. Ik ben het afgelopen jaar intensief bezig geweest met herpositionering in een gebied dat enorm in ontwikkeling is. Waarbij ik op zoek ben naar een unieke plek met voldoende bodem om die plek te behouden. Ik verwijder mij van print en concentreer me op het ontwikkelen van authentieke beelden en verhalen. Dat is voor mij een betere investering dan investeren in technologie. Waar ik me mee bezig wil houden kan in de vorm van samenwerkingen, autonoom werk of in opdracht. Ik heb een kinderboek gemaakt, een wandschildering en een tentoonstelling met het werk van Fiep Westendorp en mijn eigen werk waarvoor ik ook een ruimtelijk werk heb gemaakt. Dat is de richting die ik de komende jaren op wil.’

Wat zou je heel graag nog eens willen maken?
‘Een productie waar alles in zit; het moet gelaagdheid zijn, met multimedia en theater. Voor de tentoonstelling die ik onlangs maakte over Jip en Janneke werkte ik met ruimtelijke figuren. Dat zou ik ook heel graag ergens anders in toepassen. Ik heb een fascinatie voor het ruimtelijke. Ik zou wel gevraagd willen worden voor installaties, waarin ik binnen het thema ook uitdrukking kan geven aan mijn eigen ding. Ik zou ook wel meer wandschilderingen willen maken en een tijd in het buitenland willen werken, zoals in Indonesië om mijn werk daar te combineren met wajang en andere traditionele aspecten.
Ik wil het poëtische in mijn werk verder uitwerken. Ik houd erg van het gebied tussen het gearrangeerde en geïmproviseerde. Daarin is nog heel veel te leren en daar wil ik de rest van mijn leven mee bezig zijn. Uiteindelijk wil ik dingen blijven maken die mensen raken.’

Categorie: Interviews

2014_0104_fd_chinese_droom_6 2014_wandkleed_the_lost_kingdom_01_edit 2016_sro1_cover 1991_tegentonen_paradisoii 2016_wgkunst_voor_altijd_jong_mk__1480267702_83_163_49_142